Overijssel schiet nu de paasvuurbouwers te hulp: ‘Voor behoud eeuwenoude traditie’

Het was de provincie zelf die in december grote verontwaardiging veroorzaakte met het aanschrijven van de besturen achter 75 paasvuren dichtbij kwetsbare natuur. Zij dienden de stikstofuitstoot te berekenen en als die te hoog zou zijn, moest de brandstapel kleiner of verplaatst. Vrijwilligers waren in rep en roer en gemeenten namen moties aan voor behoud van de traditie.

In een persbericht meldt Overijssel nu dat ze de organisatoren ondersteunt. Ze heeft een tabel ontwikkeld waarmee zij kostenloos kunnen nagaan of hun paasvuur een meer specifieke berekening van de stikstofuitstoot nodig heeft. Daarvoor hoeven organisatoren enkel de hoeveelheid snoeihout en de afstand tot het natuurgebied in te voeren.

Alleen als dan blijkt dat er negatieve gevolgen zijn, moeten die precies worden berekend. Daarvoor is mogelijk een gespecialiseerd ecologisch onderzoek nodig. Als bouwers een adviseur nodig hebben, vergoedt de provincie de kosten. De adviseur kan voor de organisaties een zogeheten Aeriusberekening uitvoeren.

Als uit die berekening blijkt dat er maatregelen nodig zijn, wil de provincie helpen zoeken naar de beste oplossing. Alle 75 organisatoren ontvangen bovendien een brochure over deze thematiek van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN). Paasvuren worden als immaterieel erfgoed gezien.

Tenslotte ondersteunt de provincie de organisatoren ook bij maatregelen die moeten voorkomen dat er zich dieren nestelen in de paasvuren. Daarmee wil ze voorkomen dat ook hiervoor een speciaal ecologisch onderzoek nodig is.

Toen in 2019 de Raad van State een streep haalde door het landelijke Programma Aanpak Stikstof kwam er een einde aan de vrijstelling die paasvuren hadden voor de uitstoot van stikstof. Gedeputeerde Tijs de Bree (milieu en handhaving) stelt dat hierdoor ‘onevenredig hoge administratieve en financiële druk bij de vrijwilligersorganisaties komt te liggen. Daar past een extra ondersteuning van de provincie om dit cultureel erfgoed in stand te houden.”